Self Reliance heeft ook grillen van Jankie doorstaan
Woensdag 18 Juli 2007
Paramaribo - Dat de Euro Surinamer Mahin Jankie onlangs meende rechtmatig beslag te kunnen leggen op de staatsaandelen van de Nationale Ontwikkelings Bank, de NOB, is onlangs uitvoerig behandeld door de minister van Justitie en Politie Chandrikapersad Santokhi in het programma Rashied Pierkhans Kal Aaj Aur Kal. Volgens de minister is het beslist niet de eerste keer dat Jankie meent beslag te kunnen leggen op staatseigendommen. Dit was ook het geval bij Self Reliance. Echter, in deze kwestie heeft de rechter bepaald dat de inbeslaglegging niet op wettelijke basis gestoeld was. Minister Santokhi deed eveneens uit de doeken dat de veiling van de aandelen van de NOB eveneens onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de veiling zou in strijd zijn met recht en procedures.
‘Het is gewoon nietig.’ De Procureur-generaal heeft vervolgens de advocaat van de Staat in de hand genomen om de nietigheid te doen uitspreken door de rechter. Er is namelijk een kortgeding aanhangig gemaakt tegen de wijze van de verkoop van de aandelen van de NOB. De visie van de Staat over deze kwestie is dat het uitgesproken vonnis tegen de Staat niet uitvoerbaar is. Hoewel een dwangsom hieraan is verbonden, is deze volgens de minister evenmin uitvoerbaar. Om tot daadwerkelijke uitvoering van het vonnis over te gaan, dient er een verklaring verkregen te worden van de rechter waarin wordt aangegeven dat het vonnis uitvoerbaar is. Hoewel de minister onderkende dat het vonnis bij voorraad uitvoerbaar is, moet er geëxecuteerd kunnen worden. De minister gaf eveneens te kennen dat Jankie concreet moet aangeven waar en in welke opzichten hij als gelijkwaardige Surinamer behandeld moet worden.
Hij stelde hierbij de vraag dat indien de militaire dienstplicht in Suriname ten uitvoering gebracht zou worden, Jankie ook hoog van de toren zou blazen om als gelijkwaardige Surinamer behandeld te worden. De minister gaf ook prijs dat er ook nog een vonnis is van Jankie waarin het verzoek is gedaan om te mogen voorkomen op de kiezerslijst. Echter, deze is afgewezen. Volgens de minister kan het beslist niet door de beugel dat Jankie de Nederlandse nationaliteit wil behouden en daarnaast van de Staat verlangt om als gelijkwaardige Surinamer behandeld te worden. Hij gaf ook in duidelijke bewoordingen te kennen dat indien Jankie zich in Suriname wil komen vestigen met behoud van de Nederlandse nationaliteit, hij een verblijfsvergunning kan verkrijgen.
En indien hij in alle opzichten als gelijkwaardige Surinamer behandeld wil worden, dient hij de Nederlandse nationaliteit in te leveren voor het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit. Volgens de minister was de Toescheidingsovereenkomst waarop Jankie zich beroept, bestemd voor de minderjarigen die in de onzekere periode van 1975 naar Nederland zijn vertrokken. Aan hen werd alle ruimte geboden om, indien zij wensten zich wederom in Suriname te komen vestigen, dat feilloos te doen plaatsvinden.
DBS 18-7-2007
Geplaatst door: Rob (gast) | Woensdag 18 Juli 2007 om 13:21 | |
\"De minister gaf eveneens te kennen dat Jankie concreet moet aangeven waar en in welke opzichten hij als gelijkwaardige Surinamer behandeld moet worden.\" Dan zou Santokhi het vonnis moeten lezen. Daarin is concreet aangegeven welke de eisen van Jankie is geweest en door de rechter is toegewezen. \"Hij stelde hierbij de vraag dat indien de militaire dienstplicht in Suriname ten uitvoering gebracht zou worden, Jankie ook hoog van de toren zou blazen om als gelijkwaardige Surinamer behandeld te worden. De minister gaf ook prijs dat er ook nog een vonnis is van Jankie waarin het verzoek is gedaan om te mogen voorkomen op de kiezerslijst. Echter, deze is afgewezen. Volgens de minister kan het beslist niet door de beugel dat Jankie de Nederlandse nationaliteit wil behouden en daarnaast van de Staat verlangt om als gelijkwaardige Surinamer behandeld te worden.\" Heeft de minister zich wel verdiept in de TO. Daarin is exact geregeld hoe er ten aanzien van militaitere dienst gehandeld moet worden. Verder moet ik concluderen, dat deze minister zich wel in de media m.b.t. de TO wil uitlaten, maar weinig van begrepen heeft. Of meent hij te zeggen dat de TO nietig is en daardoor ook de onafhankelijkheid van Suriname nietig is. Want de TO is een onderdeel van de onafhankelijkheid. | ||
Geplaatst door: Ram (gast) | Vrijdag 20 Juli 2007 om 19:10 | |
Ik snap de regering niet volgens mij is Sur de enigste land ter wereld dat tegen zijn eigen mensen is ze doen alles in voordeel voor het buitenland alle regels die er komen heeft 90% voordeel voor het buitenland. maar ze willen wel hulp van ons hier in Ned | ||
Geplaatst door: Kritische Noot (gast) | Zaterdag 21 Juli 2007 om 20:49 | |
De Indiase minister van Overzeese Indiase Zaken de heer Vayalar zegt in de Ware Tijd van vrijdag 08 juni 2007 dat: de familiare en verwantschapsbanden van een hogere orde is dan landsgrenzen en nationaliteit. | ||
Geplaatst door: Kritische Noot (gast) | Zaterdag 21 Juli 2007 om 20:51 | |
De volledige naam van de Indiase minister is Vayalar Ravi | ||
Geplaatst door: Kritische Noot (gast) | Zaterdag 21 Juli 2007 om 20:54 | |
Weet Santokhi niet dat Mahin Jankie reeds in 1974 toen Suriname tot het Koninkrijk der Nederlanden behoorde, zijn dienstplicht reeds heeft vervuld? Heeft Santokhi zijn dienstplicht vervuld? | ||
Geplaatst door: Kritische Noot (gast) | Maandag 23 Juli 2007 om 06:59 | |
DE TOT STANDKOMING VAN ARTIKEL 5 LID 2 VAN DE TOESCHEIDINGSOVEREENKOMST. FILOSOFIE, STREKKING EN DUUR. 1. 1975 Artikel 5 lid twee eerste zin luidt als volgt: Meerderjaige Nederlanders die in Suriname zijn geboren hebben het recht TE ALLEN TIJDE met hun gezin ONVOORWAARDELIJK tot de Republiek Suriname te worden toegelaten en daar IN ALLE OPZICHTEN als Surinamer te worden behandeld. 2. 1975 Artikel 5 lid drie luidt als volgt: De echtgenoten en de voor het jaar 2001 geboren kinderen, adoptiefkinderen daaronder begrepen, van de in het eerste lid bedoelde personen hebben eveneens het recht op de voet van het tweede lid onvoorwaardelijktot de Republiek Suriname te worden toegelaten. 3. 1974 De Voorzitter van de Surinaamse sectie van de Koninkrijkscommissie verwoordt de opvatting van de Surinaamse regering tijdens een openbare bijeenkomst te Amsterdam in augustus 1974 als volgt: De Surinaamse regering zou het standpunt hebben ingenomen dat IEDEREEN DIE ZELF IS GEBOREN UIT SURINAAMSE OUDERS, OF IEDEREEN DIE ZELF IS GEBOREN BINNEN HET GRONDGEBIED VAN SURINAME, (...) WORDT AANGEMERKT ALS SURINAMER. Die verwerft de Surinaamse nationaliteit automatisch. Maar die nationaliteit is een sluimerende, een latente nationaliteit. Binnen deze gedachtengang past het om aan de in Nederland gevestigde Surinaamse Nederlanders specifieke rechten bij terugkeer naar Suriname toe kennen die inhouden een behandeling ALS WAREN ZIJ SURINAAMSE STAATSBURGERS. Relevant is de vraag op welke wijze de bijzondere rechten in Suriname invulling hebben gekregen in wet- en regelgeving en beleid. 4. 1975 In het verslag van de conferentie van maart 1975 van de regeringen van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen is de conclusie opgenomen dat het recht van Suriname zijn eigen nationaliteitswetgeving te regelen (...). ONVERLET BLIJFT, MET INACHTNEMING VAN DE BEPALINGEN VAN TOESCHEIDINGSOVEREEN-KOMST. Tijdens deze conferentie wordt dat nadrukkelijk verwoord door een lid van de Nederlandse sectie van de Koninkrijkscommissie. EEN BEPALING ALS DIE VAN ARTIKEL 5 LID 2 VAN DE ONTWERP TOESCHEIDINGSOVEREENKOMST BINDT DE WETGEVER VAN HET KONINKRIJK ZOWEL ALS DIE VAN SURINAME. Gelet op de inhoud van de in artikel 5 lid 2 opgenomen aanspraken kan gesteld worden dat de daaruit voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot wet- en regelgeving uitsluitend Suriname regardeert. 5. 1975 minister-president Henck Arron op een bijeenkomst in Amsterdam, kort voor de onafhankelijkheid van Suriname: \"Mijn filosofie is - en ik ga het keihard stellen - U hoort hier niet thuis. U hoort in Suriname thuis (...). En hieruit hebt U het recht te vragen: hoe? En het hoe staat verankerd in de Surinaamse regeringsverklaring. 6. 1975-1976 minister Jan Pronk van ontwikkelingssamenwerking stelt dat: De Toescheidingsovereenkomst HET ONVERVREEMDBAAR RECHT GARANDEERT van Surinamers en Surinaamse Nederlanders om te allen tijde naar Suriname terug te keren. SURINAME IS VERVOLGENS DE BESTAANDE REGELING VERPLICHT TERUGKEERDERS GEEN ANDERE BEHANDELING TE DOEN ONDERGAAN DAN DEGENEN DIE IN SURINAME ZIJN GEBLEVEN. Wellicht ten overvloede teken ik hierbij aan dat de Nederlandse regering onverkort vasthoudt aan de inhoud van de Toescheidingsovereenkomst op dit punt. 7. 1976 minister Jan Pronk kan de Tweede Kamer geruststellen met de mededeling dat de Surinaamse regering (...) heeft gezegd vast te willen houden aan datgene wat is overeengekomen in de Toescheidingsovereenkomst. Ik wijs dan met name op het eerste en het tweede lid van artikel 5 van die overeenkomst, waarin staat dat de omschreven personen HET RECHT HEBBEN TE ALLEN TIJDE ONVOORWAARDELIJK TOT SURINAME TE WORDEN TOEGELATEN EN DAAR IN ALLE OPZICHTEN ALS SURINAMER TE WORDEN BEHANDELD. Daaraan wordt niet getornd door de Surinaamse regering. Dat is niet haar bedoeling. 8. 1979 minister-president Henck Arron. Tijdens het bezoek van een parlementaire delegatie aan Suriname in februari 1979 verklaart premier Henck Arron dat: In de Surinaams-Nederlands Toescheidingsovereenkomst het beginsel is vastgelegd, dat ELKE SURINAMER op ELK MOMENT naar Suriname moet kunnen remigreren. Suriname heeft de PLICHT de remigranten op te vangen, EEN PLICHT DIE WORDT NAGEKOMEN. 9. 1982 De Nederlandse regering. Op 12 oktober 1982 reageert de Nederlandse regering als volgt: De Nederlandse autoriteiten zijn van mening dat de onder artikel 4 sub b van de Toescheidingsovereenkomst beschreven groepen alsmede alle meerderjarige Nederlanders die in Suriname zijn geboren het ONBERKTE RECHT HEBBEN TE ALLEN TIJDE TOT DE REPUBLIEK SURINAME TE WORDEN TOEGELATEN. De tekst van artikel 5 lid 2 van de Toescheidingsovereenkomst is terzake duidelijk en niet voor enige andere interpretatie vatbaar. 10. 1997 president Jules Wijdenbosch tijdens een toespraak op de Surinaamse ambassade in 1997 te Den-Haag: De situatie van de Surinamers hier hindert ons, want als Uw waardigheid wordt aangetast wordt ook mijn waardigheid aangetast. Wij moeten de waardigheid in de wereld hebben en daar moeten we in houd aan gaan geven. Wij kennen geen OPDELING van Surinamers, we moeten de binding blijven houden, of dat nu eerste, tweede of derde generatie is, dat interesseert ons niet. Voor ons bent U SURINAMER. En wij moeten ook de mogelijkheid scheppen dat U makkelijk daar kunt komen (...). 11. 2000 minister van Buitenlandse Zaken. Op 18 december 2000 beantwoordt de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken op vragen naar aanleiding van een klacht van de heer M. Jankie aan de Nationale ombudsman ondermeer als volgt: Met betrekking tot de klacht van de heer Jankie ben ik van mening dat mijn antwoord, zoals vervat in de brief van 14 juli 2000, niet zorgvuldig is geweest. De klacht van de heer Jankie, dat volgens de Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse ambassadeur te Paramaribo terecht heeft geweigerd hem behulpzaam te zijn bij het verkrijgen van toelating tot Suriname, acht ik gegrond. In artikel 12 van de Toescheidingsovereenkomst van 25 november 1975 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname is voorzien in een overleg tussen wederzijdse administraties, indien er vraagstukken rijzen bij de toepassing van voornoemde Overeenkomst. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is voornemens een dergelijk overleg met de toepasselijke Surinaamse autoriteiten te laten plaatsvinden. Over het tijdstip en vorm van dit overleg zal nog nadere besluitvorming moeten plaatsvinden. 12. 1975 Hoofdstuk 3 Toelichting op de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname staat op pagina 14 het volgende: Het recht om te allen tijde met het gezin in Suriname onvoorwaardelijk te worden toegelaten, alsmede het recht om gedurende het verblijf in Suriname in alle opzichten te worden behandeld ALS SURINAAMS STAATSBURGER, zolang men dit staatburgerschap nog niet heeft verworven. 13.Op pagina 21 van de Handleiding Ad artikel 5 staat: Aangezien zij nauwe banden met Suriname hebben, wordt hun in lid 2 het recht gegeven, ook wanneer zij geen gebruik hebben gemaakt van het in het eerste lid bedoelde optierecht, (het bedoelde optierecht gold tot 01 januari 1986) als Nederlander in Suriname te worden toegelaten. 14. 1994 op aandrang van Suriname is de tweede zin van artikel 5 lid 2 van de Toescheidingsovereenkomst terugwerkend tot 01 januari 1986, op 14 november 1994 door Nederland en Suriname bij Protocol is geschrapt . Hiermee is in feite door Nederland alsmede Suriname ook erkend dat artikel 5 lid 2 ook na 01 januari 1986 van kracht was. Indien dit niet het geval zou zijn, zouden de voornoemde partijen de tweede zin van artikel 5 lid 2 in1994 niet terugwerkend tot 1986 hoeven te schrappen. Want dan was het reeds in 1986 toch al geexpireerd. Ook een feit hetgeen hieruit voortvloeid is dat artikel 5 lid 2 eerste zin niet is geschrapt en derhalve volledig in takt is gebleven. 15. 1988 jurisprudentie, Raad van State. Op 09 november 1988, no. R02.87.0749 heeft de afdeling rechtspraak van de Raad van State onder meer het volgende uitgesproken: Niet valt in te zien dat deze bepaling op 01 januari 1986 heeft opgehouden te gelden. Daarbij is van belang dat in artikel 5, tweede lid, van de Toescheidingsovereenkomst in tegenstelling tot het eerste lid van dit artikel geen beperking in tijd is opgenomen. Voorts kan niet worden geoordeeld dat de in het eerste lid gestelde tijdslimiet moet worden geacht tevens betrekking te hebben op het tweede lid van artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst. De bewoordingen van artikel 5, tweede lid, voornoemd, met name de woorden \"TE ALLEN TIJDE\" laten naar oordeel van de Afdeling geen andere uitleg toe dan dat deze bepaling ook na 01 januari 1986 van kracht is gebleven. De Afdeling wijst in dit verband tevens op de samenhang met artikel 5, derde lid, van de Toescheidingsovereenkomst, waarin is bepaald dat de echtgenote en de voor HET JAAR 2001 geboren kinderen, adoptief-kinderen daaronder begrepen, van de in eerste lid bedoelde groep personen eveneens het recht hebben om op de voet van het tweede lid onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten. Ook deze bepaling biedt geen steun voor de opvatting dat artikel 5, tweede lid, van de Toescheidingsovereenkomst sedert 01 januari 1986 niet meer van kracht is. 16. 2000 notitie van Piet Haarmans. Door het inroepen door het Eerste Kantongerecht te Paramaribo in Kort Geding, heeft de deskundige Haarmans op 03 augustus 2000 een notitie bij artikel 5 lid 2 van de Toescheidingsovereenkomst geschreven. (Verwezen wordt naar de notitie voornoemd). De behandeling in alle opzichten als SURINAAMS STAATSBURGER, (pagina 14, toelichting op de Toescheidingsovereenkomst, Staatsuitgeverij \'s-Gravenhage 1975), is in de plaats gekomen vanwege de Koninkrijkscommissie niet de weg van één dubbele nationaliteit wou opgaan vanwege enkele bezwaren die volgens de commissie een dubbele nationaliteit met zich zou meebrengen. Men heeft de Surinaamse Nederlanders alle rechten/plichten willen verlenen hetgeen één dubbele nationaliteit van Suriname en Nederland zou bieden, behalve van de krijgsmacht, een Surinaams paspoort en rechten/plichten die onverenigbaar zijn met het Nederlanderschap. Deze zijn de beperkingen die men heeft willen opleggen en ook expliciet zijn genoemd. Niets meer en ook niets minder. Met deze constructie had men de bezwaren opgevangen. De voornoemde beperkingen zijn in artikel 5 lid 4 en de toelichting van de Handleiding op de Toescheidingsovereenkomst van 1975, terug te vinden. Concluderend kan niet anders gesteld worden, dat artikel 5 lid 2 eerste zin van de Toescheidingsovereenkomst anno 2001 nog steeds geldig is, rechtskracht heeft en voor de personen die eronder vallen, rechtstreekse werking heeft. Nijmegen/Paramaribo: 05 juli 2001 Mahin Jankie Bronnen: -Handleiding betreffende de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, Staatsuitgeverij \'s-Gravenhage, 1975 -Tractenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 1975 Nr. 132, Toescheidingsovereenkomst - Tractenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 1994 Nr. 280, Protokol tot wijziging TO - Haarmans, P.D., De Toescheidingsovereenkomst in de praktijk. De nationaliteitswetgeving bij de souvereiniteitsoverdracht aan de Republiek Suriname, Paramaribo 1988 - Haarmans, P.D., Notitie bij artikel 5 lid 2 van de Toescheidingsovereenkomst, 03 augustus 2000 - Ahmad Ali, H.A., proefschrift, De Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname, Sdu uitgevers Den Haag 1998 - Comité Verlaging Vliegtarieven Suriname te Amsterdam en Weekkrant Suriname te Rijswijk - Grondwet van Suriname, artikel 8 & 106 - Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 1 & 2 - Verenigde Naties, Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, artikel 25 & 26 - Weens Verdrag inzake Verdragenrecht, 23 mei 1969, Tractatenblad, jaargang 1972 Nr. 51 -Organisatie van Amerikaanse Staten, Mensenrechtenconventie, artikel 1 & 24 Jurisprudenties: - Afdeling rechtspraak Raad van State, no R02.87.0749, \'s-Gravenhage, 09 november 1988 - Eerste Kantongerecht in Kort Geding , A.R.NO.: 994674, Paramaribo, 23 mei 2001 - De Nationale ombudsman, openbaar rapportnummer: 2001/168, \'s-Gravenhage, 15 juni 2001 - Arrondissementsrechtbank president , Sector Bestuursrecht, Arnhem, reg.nr.: 01/794, 14 juni 2001 | ||
Plaats uw reactie